Het verhaal speelt zich af in het café van een parochiecentrum in de stad. Op een mooie dag komt Theo binnen. Niemand van de stamgasten kent hem, maar één ding is onmiddellijk duidelijk: hij is zo “zat als een kanon”. En iets anders wordt heel snel even duidelijk: ‘hij is zo zot als een achterdeur’. Hij beweert namelijk bij hoog en bij laag dat hij God zelf is. ‘t Is zo klaar als een klontje dat hij uit een instelling is ontsnapt. En toch… alles wat hij zegt en doet maakt hem tot een wandelend mysterie: zat, zot of God? Niemand die ‘t op ‘t laatst nog weet, en dat is precies de bedoeling!
Leave a Reply